《荷兰土壤与地下水环境质量标准bijlagecirculairestreef.pdf》由会员分享,可在线阅读,更多相关《荷兰土壤与地下水环境质量标准bijlagecirculairestreef.pdf(52页珍藏版)》请在taowenge.com淘文阁网|工程机械CAD图纸|机械工程制图|CAD装配图下载|SolidWorks_CaTia_CAD_UG_PROE_设计图分享下载上搜索。
1、Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsaneringbladzijde 1 van 52BIJLAGEN Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsaneringBij deze circulaire horen vier bijlagen:in bijlage A worden de streefwaarden,de interventiewaarden bodemsanering en deindicatieve niveaus voor ernstige v
2、erontreiniging behandeld;in bijlage B zijn de meet-en analysevoorschriften voor bodem/sediment en grondwatervoor de stoffen uit bijlage A opgenomen;in bijlage C zijn de gegevens vermeld die nodig zijn om voor de stoffen uit deel A desaneringsurgentie en het saneringstijdstip te bepalen;in bijlage D
3、wordt een richtlijn gegeven voor het omgaan met niet-genormeerde stoffen.Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsaneringbladzijde 2 van 52BIJLAGE A:STREEFWAARDEN,INTERVENTIEWAARDEN BODEMSANERING ENINDICATIEVE NIVEAUS VOOR ERNSTIGE VERONTREINIGINGInleidingBinnen het bodemsaneringsbeleid
4、wordt gewerkt met interventiewaarden bodemsanering,indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging en streefwaarden.Hieronder wordtingegaan op deze drie typen normen.Als uitgangspunt voor het stellen van normen in hetgehele milieubeleid,geldt dat een risicobenadering wordt toegepast.Dit is vastgel
5、egd inOmgaan met risicos.De risicobenadering in het milieubeleid(Ministerie van VROM,Tweede Kamer,vergaderjaar 1988-1989,21 137,nummer 5).De interventiewaarden en bijbehorende streefwaarden bodem/sediment en grondwater zijnopgenomen in tabel 1.De indicatieve niveaus voor ernstige bodemverontreinigin
6、g enbijbehorende streefwaarden bodem/sediment en grondwater zijn opgenomen in tabel 2.Deinterventiewaarden,indicatieve niveaus en streefwaarden voor bodem/sediment voormetalen zijn afhankelijk van het organisch stofgehalte en het lutumgehalte.De waardenvoor organische stoffen zijn afhankelijk van he
7、t organisch stofgehalte.De waardenopgenomen in tabel 1 en 2 zijn gegeven voor een standaardbodem met 10%organischestof en 25%lutum.Bij de aanvullende opmerkingen bij tabel 1 en 2 is beschreven hoe dewaarden kunnen worden omgerekend voor de te beoordelen bodem.Debodemtypecorrectie voor de interventie
8、waarde voor PAK(som 10)voor bodems met eenorganisch stofgehalte tot 10%en voor bodems met een organisch stofgehalte vanaf 30%wordt niet toegepast.Interventiewaarden bodemsaneringDe interventiewaarden bodemsanering geven aan wanneer de functionele eigenschappendie de bodem heeft voor mens,dier en pla
9、nt ernstig zijn verminderd of dreigen te wordenverminderd.Ze zijn representatief voor het verontreinigingsniveau waarboven sprake is vaneen geval van ernstige(bodem)verontreiniging.De interventiewaarden bodemsanering zijn gebaseerd op uitgebreide RIVM-studies(rapportnummers 725201001 tot en met 7252
10、01008,rapportnummers 715810004,715810008 tot en met 715810010,rappportnummers 711701003 tot en met 711701005)naar zowel humaan-als ecotoxicologische effecten van bodemverontreinigende stoffen.Humaantoxicologische effecten zijn gekwantificeerd in de vorm van die gehalten in debodem waarbij overschrij
11、ding van het zogenaamde humane Maximaal ToelaatbareRisiconiveau(MTR)kan plaatsvinden.Voor niet-carcinogene stoffen komt dit overeen metde“Tolerable Daily Intake(TDI)”.Voor carcinogene stoffen is dit gebaseerd op een extrakans voor een tumorincidentie van 10-4 bij levenslange blootstelling.Hierbij is
12、 aangenomendat alle blootstellingsroutes operationeel zijn.Ecotoxicologische effecten zijn gekwantificeerd in de vorm van die gehalten in de bodemwaarbij 50%van de(potentieel)aanwezige soorten en processen negatieve effecten kanondervinden.De uiteindelijke interventiewaarden bodem/sediment zijn geba
13、seerd op eenintegratie van de humaan-en ecotoxicologische effecten.Hierbij geven in principe de meestkritische effecten de doorslag.De interventiewaarden voor grondwater zijn niet gebaseerd op een separate risico-evaluatieten aanzien van de aanwezigheid van verontreinigende stoffen in het grondwater
14、,maar zijnafgeleid van de waarden voor bodem/sediment.Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsaneringbladzijde 3 van 52De in deze circulaire vastgestelde interventiewaarden wijken voor sommige stoffen af vande door het RIVM voorgestelde waarden.Hiervoor kunnen meerdere redenen zijn.Het
15、TCBadvies kan geleid hebben tot aanpassing van de RIVM-voorstellen,maar ook kunnentijdens de beleidsmatige discussie nieuwe gegevens beschikbaar gekomen zijn ofaanvullende overwegingen een rol hebben gespeeld.Interventiewaarden zijn gerelateerd aan een ruimtelijke schaal.Om van een overschrijdingvan
16、 de waarden,en dus van een geval van ernstige verontreiniging te spreken,dient voorten minste n stof de gemiddelde concentratie van minimaal 25 m3 bodemvolume in hetgeval van grond-of sedimentverontreiniging,of 100 m3 porinverzadigd bodemvolume in hetgeval van een grondwaterverontreiniging hoger te
17、zijn dan de interventiewaarde.In deprotocollen voor het orinterend en nader onderzoek is aangegeven op welke wijze getoetstmoet worden.Indien een van de protocollen afwijkende bemonstering is of wordtuitgevoerd,dient de uitvoerder zelf te bepalen en adequaat te motiveren hoe aan het 25m3of 100 m3 cr
18、iterium is getoetst.Ernstige verontreiniging onder het niveau van de interventiewaardeEr bestaat in specifieke gevallen een kans dat bij gehalten in de bodem onder deinterventiewaarden toch geldt dat de functionele eigenschappen die de bodem heeft voormens,plant of dier ernstig zijn verminderd of dr
19、eigen te worden verminderd en gesprokenmoet worden van een geval van ernstige verontreiniging.Hieronder zijn een paarvoorbeelden gegeven:Indien het bij puntbronnen van verontreiniging(bijvoorbeeld op basis van berekeningen)waarschijnlijk is dat bij het uitblijven van maatregelen op korte termijn(ten
20、 hoogsteenkele maanden)bodemverontreiniging op genoemde schaal kan optreden,is eveneenssprake van ernstige verontreiniging.De mens kan via een groot aantal routes blootgesteld worden aan bodemverontreiniging.Bij de bepaling van de humane blootstelling ten behoeve van de afleiding van deinterventiewa
21、arden is er van uitgegaan dat alle blootstellingsroutes aanwezig zijn.Om deblootstelling te kunnen bepalen is van een soort“standaardgedragspatroon“uitgegaan.De invulling van de meeste factoren heeft een beperkte invloed op de optredendeblootstelling.Van enkele factoren,bodemingestie en de consumpti
22、e van opverontreinigde grond geteelde gewassen,is de invloed echter aanzienlijk.Indien voordeze factoren de standaard overschreden wordt kan dit tot blootstelling boven dehumane MTR leiden,zonder dat de interventiewaarde wordt overschreden.Ook bij inhalatie van vluchtige verbindingen in kruipruimten
23、 en binnenlucht bestaat demogelijkheid dat overschrijding van het humane MTR bij gehalten beneden deinterventiewaarde zich voordoet.Indien het vermoeden bestaat dat van een dergelijke situatie sprake is,is het aan tebevelen aanvullend onderzoek naar de daadwerkelijk optredende blootstelling te doen.
24、Aanvullend onderzoek is noodzakelijk omdat nagegaan moet worden hoe groot de afwijkingten opzichte van de standaardblootstelling is en wat de gevolgen hiervan zijn.Hierbij dientgebruik gemaakt te worden van de ontwikkelde C-SOIL/SEDISOIL/VOLASOIL-modellenwaarin de daadwerkelijk optredende consumptie
25、/inhalatie ingevuld kan worden in plaatsvan de“standaard”.Vervolgens dient de daadwerkelijk optredende blootstelling vergelekente worden met de humane MTR.Bij overschrijding is er sprake van een geval van ernstigebodemverontreiniging.Indicatieve niveaus voor ernstige verontreinigingVoor een aantal s
26、toffen hebben de voorstellen voor interventiewaarden van het RIVM nietgeleid tot vastgestelde interventiewaarden.Voor deze stoffen zijn zogenaamde indicatieveniveaus voor ernstige verontreiniging aangegeven.Indicatieve niveaus zijn vastgesteld voorCirculaire streefwaarden en interventiewaarden bodem
27、saneringbladzijde 4 van 52stoffen van de tweede,derde en vierde tranche van stoffen.Voor de eerste tranche vanstoffen zijn geen indicatieve niveaus vastgesteld.Er zijn twee redenen op basis waarvan besloten is indicatieve niveaus voor de tweede,derde en vierde tranche van stoffen aan te geven in pla
28、ats van interventiewaarden:1.Er zijn geen gestandaardiseerde meet-en analysevoorschriften beschikbaar ofbinnenkort te verwachten.In bijlage B is een overzicht gegeven van de beschikbaremeet-en analysevoorschriften.In principe zijn voor stoffen waarvoor geenmeetvoorschriften voor bodem/sediment en gr
29、ondwater zijn indicatieve niveaus gegeven.2.De ecotoxicologische onderbouwing van de interventiewaarden is niet aanwezig ofminimaal en in dit laatste geval lijkt het erop dat de ecotoxicologische effecten kritischerzijn dan de humaantoxicologische effecten.De TCB heeft in haar advies enkele criteria
30、gegeven die gebruikt kunnen worden om te beoordelen of de ecotoxicologischeonderbouwing voldoende is.Uitgaande van dit TCB advies zijn in deze circulaire devolgende criteria gebruikt om te beoordelen of een interventiewaarde kan wordenvastgesteld:er dienen minimaal 4 toxiciteitsgegevens beschikbaar
31、te zijn voor minimaal tweetaxonomische groepen;voor metalen dienen alle gegevens betrekking te hebben op het compartiment bodem voor organische stoffen mogen maximaal twee gegevens via evenwichtspartitie uitgegevens voor het compartiment water zijn afgeleid;er dienen minimaal twee gegevens voor indi
32、viduele soorten beschikbaar te zijn.Indien aan een of meerdere van deze criteria niet is voldaan en indien ecotoxicologischeeffecten kritischer zijn dan humaantoxicologische effecten,wordt volstaan met hetvaststellen van een indicatief niveau voor ernstige verontreiniging.Dit is bijvoorbeeld hetgeva
33、l voor zilver en beryllium.De indicatieve niveaus hebben een grotere mate van onzekerheid dan deinterventiewaarden.De status van de indicatieve niveaus is daarom niet gelijk aan de statusvan de interventiewaarden.Over-of onderschrijding van de indicatieve niveaus heeftderhalve niet direct consequent
34、ies voor wat betreft het nemen van een beslissing over deernst van de verontreiniging door het bevoegd gezag.Het bevoegd gezag dient daaromnaast de indicatieve niveaus ook andere overwegingen te betrekken bij de beslissing of ersprake is van ernstige verontreiniging.Hierbij kan gedacht worden aan:1.
35、nagaan of er op basis van andere stoffen sprake is van ernstige verontreiniging ensaneringsurgentie.Op verontreinigde locaties komen vaak meerdere stoffen tegelijkvoor.Indien voor andere stoffen wel interventiewaarden zijn vastgesteld kan op basisvan deze stoffen nagegaan worden of er sprake is van
36、ernstige verontreiniging ensaneringsurgentie.In zon geval is een risicoschatting voor de stoffen waarvoor slechtseen indicatief niveau is aangeven minder relevant.Indien op basis van andere stoffengeen sprake blijkt te zijn van ernstige verontreiniging en saneringsurgentie,is eenrisicoschatting voor
37、 de stoffen waarvoor slechts een indicatief niveau is aangeven welbelangrijk.2.een ad-hoc bepaling van de actuele risicos.Bij de bepaling van actuele risicos tenbehoeve van het vaststellen van de saneringsurgentie spelen naast toxicologischecriteria ook ander locatiegebonden factoren een rol.Het gaa
38、t hierbij bijvoorbeeld om deblootstellingsmogelijkheden,het gebruik van de locatie of de oppervlaktes van deverontreiniging.Dergelijke factoren kunnen vaak goed bepaald worden waardoor hetondanks de onzekerheid met betrekking tot de indicatieve niveaus toch mogelijk is eenredelijke schatting van de
39、actuele risicos uit te voeren.Het verdient aanbeveling hierbijgebruik te maken van bio-assays,omdat hiermee niet alleen de onzekerheden in deCirculaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsaneringbladzijde 5 van 52ecotoxicologische onderbouwing maar ook de onzekerheden ten gevolge van hetontbre
40、ken van gestandaardiseerde meet-en analysevoorschriften ontweken worden.3.aanvullend onderzoek naar de risicos van de stof.Er kunnen aanvullendetoxiciteitsexperimenten uitgevoerd worden om betere schatting van de risicos van destof te kunnen makenProcedure afleiden interventiewaarden en indicatieve
41、niveaus voor ernstigeverontreinigingIn 1994 is een eerste circulaire met interventiewaarden vastgesteld(Circulaireinterventiewaarden bodemsanering;Stcrt.1994,nr.95).De hierin opgenomen stoffenworden aangeduid als de eerste tranche stoffen.Door het Rijksinstituut voorVolksgezondheid en Milieu(RIVM)is
42、 voor de betreffende stoffen een ecotoxicologische eneen humaantoxicologische risico-evaluatie uitgevoerd.Op basis hiervan zijninterventiewaarden voor grond/sediment en voor grondwater per circulaire vastgesteld.Bijde eerste tranche is nog geen onderscheid gemaakt tussen interventiewaarden enindicat
43、ieve niveaus voor ernstige verontreiniging.Sinds 1991 zijn door provincies,gemeenten,milieuinspecties en adviesbureaus stoffenaangemeld,die in de bodem zijn aangetroffen,maar geen onderdeel uitmaken van deinterventiewaardenlijst uit 1994.Voor een aantal van deze stoffen heeft het RIVM pertranche van
44、 stoffen risico-evaluaties uitgevoerd en voorstellen gedaan voorinterventiewaarden.De risico-evaluaties zijn op vergelijkbare wijze uitgevoerd als voor deeerste tranche stoffen uit 1994.De Technische Commissie Bodembescherming(TCB)heeftadvies uitgebracht over de voorstellen van het RIVM.Op basis van
45、 de voorstellen van hetRIVM en het advies hierover van de TCB heeft de werkgroep Urgentie enInterventiewaarden(UI)van de Stuurgroep Bodem(StuBo)een voorstel voorinterventiewaarden en indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging gedaan.Voor detweede en derde tranche stoffen is een circulaire gep
46、ubliceerd in 1997(Stcrt.1997,nr.169).Voor de vierde tranche stoffen zijn de waarden vastgelegd in voorliggende circulaire.In de toekomst zullen nieuwe tranches van stoffen deze procedure doorlopen.In bijlagedeel D wordt nader ingegaan op de keuze van stoffen voor toekomstigeinterventiewaarden.Streef
47、waardenDe streefwaarden geven het niveau aan waarbij sprake is van een duurzamebodemkwaliteit.Vertaald naar het curatieve beleid betekent dit,dat streefwaarden hetniveau aangeven dat bereikt moet worden,om de functionele eigenschappen die de bodemvoor mens,dier of plant heeft,volledig te herstellen.
48、Hiernaast geven de streefwaarden aanwat het ijkpunt is voor de milieukwaliteit op de lange termijn,uitgaande vanVerwaarloosbare Risicos voor het ecosysteem.De streefwaarden zijn afgeleid binnen het project Integrale Normstelling Stoffen(INS)enzijn in december 1997 gepubliceerd(Ministerie van VROM,In
49、tegrale Normstelling Stoffen,Milieukwaliteitsnormen bodem,water,lucht,1997).Met enkele uitzonderingen zijn de INS-streefwaarden in deze circulaire overgenomen.De INS-streefwaarden zijn zoveel mogelijkrisico-onderbouwd en gelden voor individuele stoffen.In de 4e Nota Waterhuishouding zijndezelfde str
50、eefwaarden bodem/sediment opgenomen als in voorliggende circulaire,die vantoepassing zijn voor het bodemsaneringsbeleid.Streefwaarden bodem/sedimentVoor bodem/sediment zijn de streefwaarden uit INS getoetst op praktische bruikbaarheidbinnen het project Evaluatie Hantering Streefwaarden(HANS),dat is